Blog Hans Buijtelaar

Hier verzamelen wij de komende tijd alle blogs van wethouder Hans Buijtelaar.

29 september 2023: Geen knaken, geen taken

Op het moment dat ik dit schrijf, heb ik de avond ervoor de begroting gelezen zoals het college die aan de raad aanbiedt om in november vast te stellen. Vorig jaar waren de vooruitzichten voor 2024 nog prima. Toch zag het gemeentelijk huishoudboekje 2024 er dit voorjaar zorgelijk uit. Door gestegen inflatie, hogere personeelslasten en enkele maatregelen van het Rijk, moeten we volgend jaar € 2,4 miljoen minder uitgeven om het cijferwerk sluitend te krijgen. Dit bedrag is ongeveer 3,7% van onze totale begroting. 

Het is lastig kiezen tussen maatregelen om uit te komen met het geld

Met alle maatregelen geeft de gemeente komend jaar nog steeds zo’n 65 miljoen uit aan zorg, onderwijs, beheer van de openbare ruimte, veiligheid, straatverlichting, sport en talloze andere zaken, die inwoners in hun dagelijkse omgeving tegenkomen. Dan lijkt 2,4 miljoen geen groot bedrag. Maar achter iedere maatregel om de begroting sluitend te krijgen, zit een verhaal en moeten we lastige keuzes maken. Het is bijna niet te voorkomen dat u hier zelf ook wat van gaat merken. 

Het Rijk geeft de gemeente geld voor taken

Voor het maken van een begroting, is de gemeente bij de inkomsten voor ongeveer de helft afhankelijk van het geld dat we van het Rijk krijgen. Om dat geld te krijgen, moeten we bepaalde taken uitvoeren (de knaken voor de taken). 
Een veel kleiner deel van het geld komt rechtstreeks van de eigen inwoners. Zij betalen bijvoorbeeld voor het ophalen van hun huisvuil en voor het onderhouden van het riool. Maar we mogen hen alleen zoveel laten betalen als dat het kost. Dat noemen we een ‘kostendekkend tarief’. 

Een gemeente heeft weinig mogelijkheden om eigen heffingen en belastingen op te leggen

De bekendste vorm is de OZB, die huiseigenaren betalen op basis van de waarde van hun huis. Daar wordt vaak over gepraat in de politiek. In totaal krijgen we € 13,8 miljoen uit alle lokale belastingen. Daarvan komt € 6,4 miljoen van de OZB voor huizen en bedrijven. Dat is zo’n 10% van het totaal aan uitgaven. Het aanpassen van de OZB heeft naar verhouding weinig effect op het hele bedrag dat we nodig hebben. 

Een tijd lang heeft het Rijk voorgeschreven dat de landelijke OZB-stijging niet boven een bepaald percentage mag komen. Bij de belastingtarieven wordt nu een soort vergelijkend warenonderzoek (een benchmark) gehouden. Hierbij is er een vergelijking van de eigen gemeente met het gemiddelde van de provincie en van Nederland. Zo wordt geprobeerd om gemeenten een beetje in de pas te houden, zodat deze niet naar believen het tarief verhogen. Voor de ontwikkeling van de lasten voor inwoners en ondernemers is dat een goede zaak. Het betekent voor de gemeente wel dat het merendeel van onze inkomsten van het Rijk moet komen.

Op zoek naar het juiste evenwicht tussen nu en later

Met een beperkte speelruimte en een relatief grote afhankelijkheid van Den Haag, moet Wijk bij Duurstede goed haar best doen om vitaal en financieel gezond te blijven. De gemeente moet steeds kiezen tussen geld uitgeven voor dingen die snel nodig zijn of geld bewaren voor later. 
Als de gemeente niet investeert, kunnen we later niet meer voorzien in basisbehoeften. Denk daarbij aan wonen, onderwijs, een groene omgeving en bereikbaarheid. Daarmee verliest het de aantrekkelijkheid en vitaliteit. En alleen maar denken aan de toekomst en niet aan het heden, kan juist problemen geven voor de dingen die nu belangrijk zijn. Daarom is het belangrijk om evenwicht te vinden tussen nu en later.

Vanaf 2026 komen alle Nederlandse gemeenten in financieel zwaar weer terecht

Voor 2024 moeten we zeker maatregelen nemen. Maar daarmee zijn we er nog niet. Vooral vanaf 2026 wordt het financieel moeilijk. Dat komt omdat het Rijk dan veel bezuinigt in het gemeentefonds. Dat is niet alleen een probleem voor Wijk bij Duurstede, maar voor alle Nederlandse gemeenten. De meeste gemeenten kunnen na 2025 de eindjes niet meer aan elkaar knopen. In heel het land wordt er sterk op aangedrongen om bij de formatie van een nieuw kabinet dit probleem op te lossen. Zo niet: geen knaken, geen taken.   

Benieuwd hoe het staat met de verwachte flexwoningen bij ’t Kleine Ros? Wethouder Hans Buijtelaar vertelt het u in deze video. 

Als wethouder met portefeuilles in het ruimtelijke domein loop ik er iedere keer tegenaan. We hebben maar 1 ruimte en tegelijkertijd willen we er zoveel mee doen. Wonen, groenvoorziening en natuur, parkeren, energieopwekking, sporten en bewegen, wegen, landbouw, etc.
Alles vraagt om een stukje ruimte maar alle vragen bij elkaar opgeteld kunnen niet van een antwoord worden voorzien. De ruimte raakt op en dat vereist een keuze. Wat vinden we belangrijk en wat een beetje minder? Kiezen is verliezen en dus valt er af en toe een keuze af bij het prioriteren.

Op dit moment wordt er gewerkt aan nieuw beleid rondom parkeren

Toen ik een kleine 13 jaar geleden wethouder mobiliteit werd, zei het toenmalige afdelingshoofd Johan tegen mij: “Parkeren is emotie.” Hij heeft in al die tijd meer dan gelijk gehad. Het gesprek over parkeren gaat over de plaats waar auto’s neergezet mogen worden, waar fietsen en bromfietsen gestald kunnen worden. Het gaat over overlast en over het vermeende recht van je auto voor de deur kunnen parkeren (‘mijn plekkie’). Het gaat ook over de ruimte om als kind in de straat veilig te kunnen spelen en over nieuwbouw in de buurt waarbij ook een parkeervraag opgelost moet worden. Zodra parkeren gereguleerd moet worden, vinden mensen er wat van. En terecht: dergelijke beslissingen grijpen direct in binnen de eigen leefomgeving. De invoering van vergunningparkeren waarbij betaald moet worden voor een plekje op straat, verloopt zelden zonder het ventileren van sterke meningen. Om over de invoering van betaald parkeren of het instellen van autovrije / -luwe gebieden nog maar te zwijgen.

Toenemend autobezit

Met een toenemend autobezit (in 7 jaar tijd een toename van 7,9 mln. naar 8,9 mln. personenauto’s in Nederland) is meer ruimte nodig om deze auto’s te parkeren. De gemiddelde auto rijdt 19 kilometer per dag en staat 23 uur van de dag stil. Volgens het CBS is het gemiddelde autobezit in onze gemeente 1,2 auto’s per huishouden. Met 10.000 huishoudens komt je dan op 12.000 auto’s over de hele gemeente uit. Die moeten dus allemaal een plekje hebben: soms op eigen terrein maar meestal in de openbare ruimte. En deelauto’s zullen op gegeven moment ook ergens neergezet moeten worden.

Met meer woningen, meer toerisme en meer bedrijvigheid, komen meer mensen, komt er een grotere vraag naar parkeerruimte

Bij de voorbereidingen voor het nieuwe parkeerbeleid is uit onderzoek al gebleken dat het hier en daar knelt, dat niet alle vragen beantwoord kunnen worden en dat er dus keuzes gemaakt zullen worden. Wordt het laten zoals het is, wordt het reguleren of wordt het extra bouwen van parkeervoorzieningen? De tijd zal het leren maar één ding is duidelijk: geen enkele oplossing werkt voor 100%. Elke optie heeft z’n voor- en nadelen. Toch zullen we ergens voor moeten kiezen, het probleem gaat immers niet vanzelf weg.

Hans Buijtelaar, wethouder Mobiliteit

In mijn mailbox werk ik met mapjes en submapjes om alle berichten die ik ontvang netjes te ordenen zodat ik deze kan terugvinden zodra een bepaald onderwerp gaat spelen. Eén van de volle mappen in mijn mailbox, is die van ‘Wonen’. Dit is een onderwerp dat niet eens in de zoveel tijd opspeelt maar eigenlijk al heel lang veel aandacht vraagt. Als je eenmaal onderdak bent, wordt het probleem van schaarste niet zo gevoeld. Dat is wat anders als je een woning zoekt. Een startende op de ‘woningmarkt’ moet een half fortuin meebrengen om een huis te kunnen kopen. En hoewel de echte gekte met biedingen er een beetje van af lijkt te zijn, maken een hogere hypotheekrente en de scherpe eisen van de bank de toegang tot een koophuis voor jonge mensen zo goed als onmogelijk.

Steeds meer urgente zaken

Voor een sociale huurwoning is de situatie niet veel beter. Hiervoor moet je jarenlang ingeschreven staan. In  Wijk bij Duurstede is de wachtlijst inmiddels opgelopen tot bijna 9 jaar. De eisen om als urgente woningzoekende gezien te worden, zijn - vanwege de schaarste aan woningen – scherp gesteld. Dit leidt tot een gevulde map in mijn mailbox aan ‘Urgente zaken’. Stuk voor stuk situaties waarvoor je direct een passende oplossing zou willen bieden. Mensen die klem zijn geraakt in de knellende deur van het leven.  Door scheiding, verlies van een baan of een andere nare ervaring opeens een woning nodig hebben en mij een bericht sturen met de vraag: ‘Mag ik een dak boven mijn hoofd?’

Dit soort vragen is voor mij een sterke stimulans om te werken aan voldoende en betaalbare woningen. Helaas is dat makkelijker gezegd dan gerealiseerd. Bij een normale woningbouwontwikkeling zit tussen idee en daadwerkelijke oplevering zo’n 7-10 jaar. Dat is natuurlijk ergerlijk lang als je nu een woning nodig hebt. Hoewel het grondgebied van de gemeente best groot is, zijn er allerlei beperkingen, bijvoorbeeld van de provincie, om zo maar overal te mogen bouwen.

Flexwoningen als één van de oplossingen

Om toch tempo te houden, werkt de gemeente aan flexwoningen. Het flexibele van deze woningen zit in het tijdelijk gebruik van de locatie (10-15 jaar).De woning zelf kan voor langere duur bewoond worden – tot wel 50-70 jaar. Daarmee heeft het alle kenmerken van een normale woning, behalve dat de flexwoning na enkele jaren weer op een andere plek neergezet kan worden.

De gemeenteraad wil graag werk maken van flexwoningen, het college ziet dit ook als één van de oplossingen en woningzoekenden zijn zeer geïnteresseerd. Het Rijk ziet deze woningvorm als middel om veel sneller dan op de traditionele wijze te werken aan vermindering van de woningnood. Vanuit Den Haag is een ‘regiodeal’ gekomen waarin gemeenten worden geholpen in de realisatie van deze woningen en dat is goed nieuws.

Staan alle seinen dan op groen? Helaas niet. De reeds aanwezige inwoners zijn niet altijd blij met zogenoemde inbreidingsplannen. Ook bij flexwoningen staat de buurt niet te juichen. Heel begrijpelijk dat mensen niet willen dat de bestaande situatie wordt veranderd met de ontwikkeling van nieuwe (flex)huizen. Voor hen betekent dat verandering van het huidige uitzicht en dat er meer drukte ontstaat in de anders zo rustige straat. Op inloopavonden voor bewoners is ‘niet hier maar ergens anders’ een gebruikelijke reactie. 

Met woningbouwplannen worden dus de belangen geraakt van inwoners ter plekke. Zij vragen hier in de pers en bij de raad aandacht voor. Daar tegenover staan de belangen van de huidige en toekomstige woningzoekenden. Mensen die veelal geen gezicht krijgen, omdat ze niet inspreken bij raadsvergaderingen bij een plan waar ze voorstander van zijn. Mensen die dus daarmee ook in de pers geen aandacht krijgen. Toch zullen ook hun belangen moeten worden meegewogen in de keuzes die een gemeentebestuur maakt. Immers, als overheid dien je alle belangen af te wegen, voor het heden en voor in de toekomst: de belangen van de huidige inwoners, de belangen van zij die momenteel een woning zoeken en de belangen van de volgende generatie (onze kinderen) die straks ook willen wonen. Want ook zij komen met de vraag: ‘Mag ik een dak boven mijn hoofd?’